World Traveller
Wj’s Latijns-Amerikaanse dagboeken
Willemjan is nu 15 jaar bezig met Latijns-Amerika, tijd om eens het één en het ander recht te zetten en zijn verhaal te doen. Hij ontwikkelde zich na zijn studies geneeskunde tot fotograaf en journalist voor het middenveld en tolkte en vertaalde Spaans bij verschillende organisaties.
Latijns-Amerika, vóór de volwassenheidNa mijn middelbaar vertrok ik een jaar naar Argentinië op een culturele uitwisseling met WEP. Ik wist snel dat ik dit wilde doen, dus in mijn vijfde middelbaar ging ik Spaans studeren op avondschool. Ik volgde 2 jaar Spaans, 4 uur per week.
Daarnaast las ik nog ‘Koffie en Cola’ van Tom Dieusaert, over zijn reis met een ‘Volkswagen Kever’ door Zuid-Amerika. Ik was onder de indruk van zijn verhaal over de Argentijnse ‘Coralito’, de Argentijnse bankencrisis in 2001 en de uitwasemingen daarvan in de maatschappij, in het bijzonder al de organisaties rond ruilhandel die ontstonden.
Ik las ook, Argentinië en Chili: Het Europa van toen, van Evita & Allende tot Videla & Pinochet, van Leonard van Veldhoven. Een reisverhaal over de zogenaamde zuidkegel van Zuid-Amerika. Daarmee kon ik mij een beeld vormen over de cultuur en het land.
De maanden en de weken voor het vertrek stonden helemaal in het teken van Argentinië. Op het einde van het schooljaar interviewden ze mij nog voor het schoolkrantje ‘De geruchten’ over Argentinië en mijn reis daarnaartoe en voor ik het wist zat ik op het vliegtuig naar Argentinië, waar ik toekwam op 6 Augustus 2004, midden in de nacht. Tijdens de vlucht las ik De geschiedenis van Latijns-Amerika van Hans Vogel.
Het viel me bij onze landing op Ezeiza in Buenos Aires snel op dat de Argentijnen een ander soort Spaans spreken; ik realiseerde mij dat mijn 2 jaar Spaans aan de GLTT, (Talencentrum in Sint-Genesius-Rode) niet voor niets waren geweest, maar toch ook ver van de Argentijnse dagelijkse praktijk stond.
Dus ik ging mij de komende maanden op het Argentijnse Spaans focussen in de middelbare school, Malvinas Argentina nr 398, in Funes. Ik werd door de WEP organisatie in een familie gelogeerd, waarvan enkel de moeder thuis was tijdens de week en haar man en kinderen af en toe eens kwamen omdat zij werkten of studeerden in de stad. Dus ik had veel tijd en vrijheid. Samen met mijn vrienden van de middelbare school in Funes vierde ik mijn 18de verjaardag op 1 september 2004.
Volwassen, maar toch klopt er iets niet in deze wereldToen ik het Argentijnse Spaans beter machtig was, ging in naar een fotoclub om fotografie te studeren; dit was dan ook mijn hoofdactiviteit in Argentinië. Ik studeerde analoge fotografie aan La Peña Fotografica Rosarina. Ik kon me daar in goed ontwikkelen en ontmoette er een aantal mensen die goede vrienden werden. Zij waren iets ouder, en hadden een auto waarmee we in de weekends op uitstap konden gaan om foto’s te nemen en van elkaar over fotografie te leren. We zaten vele uren op café en aten pizza, zoals zoveel jongeren in de grootsteden van Latijns-Amerika op restaurant eten.
Ondertussen ging ik op reis met de WEP Argentinië en ook mijn moeder kwam voor een rondreis naar Argentinië. Ik had dus een mooi leven in Argentinië, maar desondanks realiseerde ik me dat er iets ontbrak …
Toen we in het middelbaar studeerden, viel de elektriciteit uit en werd er gemobiliseerd om te betogen tegen het ALCA-verdrag een vrijhandelsverdrag van Argentinië tot in Canada. Dit zou de Argentijnen, en meer bepaald de zwakkeren in de samenleving niet kunnen beschermen, en de Argentijnse economie verzwakken.
Elke week kwam een ‘cartonero’ langs op school met paard en koets. Dit was één der vele vuilnismannen die, in het kader van de informele economie, zaakjes proberen te doen met afval; hij riep altijd ‘Chicos que Estudien, si no terminen como yo’ (Kinderen, zie dat jullie genoeg studeren, anders eindig je zoals als ik).
We gingen ‘La fiesta de la Primavera’ (het feest van de Lente) vieren op een soort domein, waar er tijdens de militaire dictatuur politieke gevangen werden gefolterd en geliquideerd.
Thuis vertelde mijn gastvader me hoe zijn foto’s, toen hij fotograaf was tijdens zijn jaren op de universiteit, misbruikt werden als bewijsmateriaal door de militaire dictatuur om zijn vrienden die er opstonden op te pakken na betogingen op de universiteit tegen de dictatuur. Velen van hen werden nooit meer gezien.
In deze context werd mijn politiek bewustzijn gekneed, en begon ik Argentinië te bestuderen. Ik ging foto’s nemen bij vakbonden en bedrijven die door hun arbeiders werden overgenomen in 2004. Ik werd steeds meer politiek actief en las dat het geboortehuis van Ernesto “Che” Guevara in Rosario was, de nabijgelegen stad. Zo begaf ik me naar het pleintje voor zijn geboortehuis waar er verschillende muurschilderingen waren. Maar voor ik het wist, moest ik weer naar huis, naar België.
Hoe “Che” me in België achtervolgdeToen ik mijn studentenjob deed voor Artsen zonder Grenzen ontmoette ik een lid van de Comac, Laurens Liesenborgs, hij gaf mij de solidair van de PVDA+ en op het einde van het eerste jaar Geneeskunde in 2006 werd ik lid van Comac, de jongerenorganisatie van de PVDA+. Zij inspireerden zich op de ideeën van Ernesto “Che” Guevara, hun slogan is dan ook: “Chénge the World”. En ik had in ‘la Cuna del Che’ gewoond (de geboorteplaats van Che).
Ik werd gevraagd door Mario Franssen van Intal (de mensenrechtenorganisatie van de PVDA +) om een artikel over mijn jaar in Argentinië te schrijven en werd voorzitter van de werkgroep Latijns-Amerika van Comac Leuven.
Daarnaast werd ik uitgenodigd voor colleges met Marc Vandepitte. Samen bestudeerden we Latin America at the Crossroads: Domination, Crisis, Popular Movements, & Political Alternatives van Roberto Regalado.
Ondertussen was het jaar 2006 alweer ten einde, en stond ik al heel ver van de partij. Ik voelde me eerder journalist en fotograaf. Mijn engagement doofde dan ook langzaam uit en na een paar artikels bij Indymedia.be in samenwerking met Marc Vandepitte, hield het bij Comac helemaal op in mei 2007.
De reden hiervoor was omdat ik naar Cuba was geweest samen met een vriend Rafael, een Uruguayaan wiens zijn vader gevochten had bij de Tupamarus, een Uruguayaanse stadsguerrilla tijdens de militaire dictatuur.
Op Cuba gingen we het huis bezoeken waar zijn vader woonde toen die training kreeg van de Cubanen om het regime in Uruguay te overwinnen. Later las ik Mis años verde olivo van Roberto Ampuero, wat deze periode meer in perspectief bracht.
Via Geneeskunde voor de Derde Wereld, de ngo van de PVDA, kreeg ik, samen met een andere student geneeskunde, toegang tot het onderwijs en de gezondheidszorg van Cuba. We ontmoeten Cubaanse doktors die werkten in Venezuela, en zij vertelden ons over hun leven in Venezuela. Toen we echter naar ‘La escuela Latino Americana de Medicina’ gingen, werden we er buitengesmeten door Cubaanse Militairen. Dat is een universiteit die de beste studenten van heel Latijns-Amerika gratis laat studeren op Cuba.
Het zou hypocriet zijn te zeggen dat ik ontgoocheld ben teruggekomen. Eigenlijk is dat niet zo, maar ik zag geen plaats voor mij bij ‘Dokters voor het Volk’. Ik droomde altijd van Artsen zonder Grenzen, maar besefte nog niet wat "structurele veranderingen in de maatschappij" is, dat zou ik later leren bij FOS, de ngo van de socialistische beweging.
Ik trok weg bij Comac en ging op zoek naar een ‘nieuwe wereld’. Op het einde van mijn 2de jaar geneeskunde begon ik te werken als inslaper in een psychiatrisch centrum in Leuven omdat ik er aan dacht om psychiater te worden.
Wj werd in de plaats van een Revolutionair à la Che, een fotograaf en journalist voor het middenveldTijdens de zomer van 2007 ging ik op reis naar Ecuador, omdat de nonkel van één van mijn beste maten daar de verantwoordelijke was voor de BTC (De Belgische technische organisatie, dienst die ontwikkelingsorganisatie organiseerde op federaal vlak). Hij was ook de oprichter van AZG België en een persoonlijk vriend van Bernard Kouchner (dé oprichter van Artsen zonder Grenzen).
In Ecuador kreeg ik de kans om coöperanten van het BTC te ontmoeten, Vierde Pijler initiatieven zoals Inti Sisa te ontdekken en leden van Pachakutik en Conaia, de organisaties van inheemse volkeren in Ecuador, te leren kennen.
Ik las ook het boek van Kinto Lucas, Un Extraño en Carondolet, over de pas verkozen president Rafael Correa. Deze lectuur zou later, wanneer ik mijn ideologie in de praktijk wou zetten, zeer nuttig blijken.
In 2008 behaalde ik mijn bachelor geneeskunde en mijn diploma Spaans C2 aan het CLT Leuven. Helaas kreeg ik zware gezondheidsproblemen, en zou ik het voortaan rustiger aan moeten doen.
Ik vertrok naar Mexico voor een stage fotografie en leerde de inheemse dorpen van de Zapatistas kennen in Chiapas waar ik gedurende enkele weken fotografeerde. In Chiapas leerde ik dat de inheemse volkeren eigenlijk hun cultuur hebben behouden; zo werden bijvoorbeeld standbeelden van de Apostelen in de inheemse kerk verkleed als inheemse goden. Op de begraafplaatsen stonden er zo ook niet één kruis per begraafplaats, maar verschillende omdat ze geloven in reïncarnatie. Al deze informatie veranderde mijn wereldbeeld en maakte me klaar om nieuwe werelden en gemeenschappen te leren kennen.
In 2009 begon ik opnieuw aan mijn master geneeskunde. Ik liep stage stage in Guatemala, niet ver van Chiapas, waar ik gedurende twee maanden een veldziekenhuis of complexe EHBO-post openhield voor Vivir en Amor, een West-Vlaams Vierde Pijler initiatief, in een heel afgelegen dorp op 5 uur van het eerste ziekenhuis of dokter. Daar werd ik een bush-dokter, op dat moment moest ik alleen nog “een geweer” hebben en ik was in 2011 Ernesto “Che” Guevara.
Toch eindigde daar mijn Links en Latijns-Amerikaans verhaal. Ik verkoos er het fototoestel boven het geweer en pluralisme boven extreem-links na een hele bibliotheek Latijns-Amerikaanse boeken te hebben gelezen. Ik was klaar om weer een nieuwe wereld te leren kennen.
Willemjan is nu 15 jaar bezig met Latijns-Amerika, tijd om eens het één en het ander recht te zetten en zijn verhaal te doen. Hij ontwikkelde zich na zijn studies geneeskunde tot fotograaf en journalist voor het middenveld en tolkte en vertaalde Spaans bij verschillende organisaties.
Latijns-Amerika, vóór de volwassenheidNa mijn middelbaar vertrok ik een jaar naar Argentinië op een culturele uitwisseling met WEP. Ik wist snel dat ik dit wilde doen, dus in mijn vijfde middelbaar ging ik Spaans studeren op avondschool. Ik volgde 2 jaar Spaans, 4 uur per week.
Daarnaast las ik nog ‘Koffie en Cola’ van Tom Dieusaert, over zijn reis met een ‘Volkswagen Kever’ door Zuid-Amerika. Ik was onder de indruk van zijn verhaal over de Argentijnse ‘Coralito’, de Argentijnse bankencrisis in 2001 en de uitwasemingen daarvan in de maatschappij, in het bijzonder al de organisaties rond ruilhandel die ontstonden.
Ik las ook, Argentinië en Chili: Het Europa van toen, van Evita & Allende tot Videla & Pinochet, van Leonard van Veldhoven. Een reisverhaal over de zogenaamde zuidkegel van Zuid-Amerika. Daarmee kon ik mij een beeld vormen over de cultuur en het land.
De maanden en de weken voor het vertrek stonden helemaal in het teken van Argentinië. Op het einde van het schooljaar interviewden ze mij nog voor het schoolkrantje ‘De geruchten’ over Argentinië en mijn reis daarnaartoe en voor ik het wist zat ik op het vliegtuig naar Argentinië, waar ik toekwam op 6 Augustus 2004, midden in de nacht. Tijdens de vlucht las ik De geschiedenis van Latijns-Amerika van Hans Vogel.
Het viel me bij onze landing op Ezeiza in Buenos Aires snel op dat de Argentijnen een ander soort Spaans spreken; ik realiseerde mij dat mijn 2 jaar Spaans aan de GLTT, (Talencentrum in Sint-Genesius-Rode) niet voor niets waren geweest, maar toch ook ver van de Argentijnse dagelijkse praktijk stond.
Dus ik ging mij de komende maanden op het Argentijnse Spaans focussen in de middelbare school, Malvinas Argentina nr 398, in Funes. Ik werd door de WEP organisatie in een familie gelogeerd, waarvan enkel de moeder thuis was tijdens de week en haar man en kinderen af en toe eens kwamen omdat zij werkten of studeerden in de stad. Dus ik had veel tijd en vrijheid. Samen met mijn vrienden van de middelbare school in Funes vierde ik mijn 18de verjaardag op 1 september 2004.
Volwassen, maar toch klopt er iets niet in deze wereldToen ik het Argentijnse Spaans beter machtig was, ging in naar een fotoclub om fotografie te studeren; dit was dan ook mijn hoofdactiviteit in Argentinië. Ik studeerde analoge fotografie aan La Peña Fotografica Rosarina. Ik kon me daar in goed ontwikkelen en ontmoette er een aantal mensen die goede vrienden werden. Zij waren iets ouder, en hadden een auto waarmee we in de weekends op uitstap konden gaan om foto’s te nemen en van elkaar over fotografie te leren. We zaten vele uren op café en aten pizza, zoals zoveel jongeren in de grootsteden van Latijns-Amerika op restaurant eten.
Ondertussen ging ik op reis met de WEP Argentinië en ook mijn moeder kwam voor een rondreis naar Argentinië. Ik had dus een mooi leven in Argentinië, maar desondanks realiseerde ik me dat er iets ontbrak …
Toen we in het middelbaar studeerden, viel de elektriciteit uit en werd er gemobiliseerd om te betogen tegen het ALCA-verdrag een vrijhandelsverdrag van Argentinië tot in Canada. Dit zou de Argentijnen, en meer bepaald de zwakkeren in de samenleving niet kunnen beschermen, en de Argentijnse economie verzwakken.
Elke week kwam een ‘cartonero’ langs op school met paard en koets. Dit was één der vele vuilnismannen die, in het kader van de informele economie, zaakjes proberen te doen met afval; hij riep altijd ‘Chicos que Estudien, si no terminen como yo’ (Kinderen, zie dat jullie genoeg studeren, anders eindig je zoals als ik).
We gingen ‘La fiesta de la Primavera’ (het feest van de Lente) vieren op een soort domein, waar er tijdens de militaire dictatuur politieke gevangen werden gefolterd en geliquideerd.
Thuis vertelde mijn gastvader me hoe zijn foto’s, toen hij fotograaf was tijdens zijn jaren op de universiteit, misbruikt werden als bewijsmateriaal door de militaire dictatuur om zijn vrienden die er opstonden op te pakken na betogingen op de universiteit tegen de dictatuur. Velen van hen werden nooit meer gezien.
In deze context werd mijn politiek bewustzijn gekneed, en begon ik Argentinië te bestuderen. Ik ging foto’s nemen bij vakbonden en bedrijven die door hun arbeiders werden overgenomen in 2004. Ik werd steeds meer politiek actief en las dat het geboortehuis van Ernesto “Che” Guevara in Rosario was, de nabijgelegen stad. Zo begaf ik me naar het pleintje voor zijn geboortehuis waar er verschillende muurschilderingen waren. Maar voor ik het wist, moest ik weer naar huis, naar België.
Hoe “Che” me in België achtervolgdeToen ik mijn studentenjob deed voor Artsen zonder Grenzen ontmoette ik een lid van de Comac, Laurens Liesenborgs, hij gaf mij de solidair van de PVDA+ en op het einde van het eerste jaar Geneeskunde in 2006 werd ik lid van Comac, de jongerenorganisatie van de PVDA+. Zij inspireerden zich op de ideeën van Ernesto “Che” Guevara, hun slogan is dan ook: “Chénge the World”. En ik had in ‘la Cuna del Che’ gewoond (de geboorteplaats van Che).
Ik werd gevraagd door Mario Franssen van Intal (de mensenrechtenorganisatie van de PVDA +) om een artikel over mijn jaar in Argentinië te schrijven en werd voorzitter van de werkgroep Latijns-Amerika van Comac Leuven.
Daarnaast werd ik uitgenodigd voor colleges met Marc Vandepitte. Samen bestudeerden we Latin America at the Crossroads: Domination, Crisis, Popular Movements, & Political Alternatives van Roberto Regalado.
Ondertussen was het jaar 2006 alweer ten einde, en stond ik al heel ver van de partij. Ik voelde me eerder journalist en fotograaf. Mijn engagement doofde dan ook langzaam uit en na een paar artikels bij Indymedia.be in samenwerking met Marc Vandepitte, hield het bij Comac helemaal op in mei 2007.
De reden hiervoor was omdat ik naar Cuba was geweest samen met een vriend Rafael, een Uruguayaan wiens zijn vader gevochten had bij de Tupamarus, een Uruguayaanse stadsguerrilla tijdens de militaire dictatuur.
Op Cuba gingen we het huis bezoeken waar zijn vader woonde toen die training kreeg van de Cubanen om het regime in Uruguay te overwinnen. Later las ik Mis años verde olivo van Roberto Ampuero, wat deze periode meer in perspectief bracht.
Via Geneeskunde voor de Derde Wereld, de ngo van de PVDA, kreeg ik, samen met een andere student geneeskunde, toegang tot het onderwijs en de gezondheidszorg van Cuba. We ontmoeten Cubaanse doktors die werkten in Venezuela, en zij vertelden ons over hun leven in Venezuela. Toen we echter naar ‘La escuela Latino Americana de Medicina’ gingen, werden we er buitengesmeten door Cubaanse Militairen. Dat is een universiteit die de beste studenten van heel Latijns-Amerika gratis laat studeren op Cuba.
Het zou hypocriet zijn te zeggen dat ik ontgoocheld ben teruggekomen. Eigenlijk is dat niet zo, maar ik zag geen plaats voor mij bij ‘Dokters voor het Volk’. Ik droomde altijd van Artsen zonder Grenzen, maar besefte nog niet wat "structurele veranderingen in de maatschappij" is, dat zou ik later leren bij FOS, de ngo van de socialistische beweging.
Ik trok weg bij Comac en ging op zoek naar een ‘nieuwe wereld’. Op het einde van mijn 2de jaar geneeskunde begon ik te werken als inslaper in een psychiatrisch centrum in Leuven omdat ik er aan dacht om psychiater te worden.
Wj werd in de plaats van een Revolutionair à la Che, een fotograaf en journalist voor het middenveldTijdens de zomer van 2007 ging ik op reis naar Ecuador, omdat de nonkel van één van mijn beste maten daar de verantwoordelijke was voor de BTC (De Belgische technische organisatie, dienst die ontwikkelingsorganisatie organiseerde op federaal vlak). Hij was ook de oprichter van AZG België en een persoonlijk vriend van Bernard Kouchner (dé oprichter van Artsen zonder Grenzen).
In Ecuador kreeg ik de kans om coöperanten van het BTC te ontmoeten, Vierde Pijler initiatieven zoals Inti Sisa te ontdekken en leden van Pachakutik en Conaia, de organisaties van inheemse volkeren in Ecuador, te leren kennen.
Ik las ook het boek van Kinto Lucas, Un Extraño en Carondolet, over de pas verkozen president Rafael Correa. Deze lectuur zou later, wanneer ik mijn ideologie in de praktijk wou zetten, zeer nuttig blijken.
In 2008 behaalde ik mijn bachelor geneeskunde en mijn diploma Spaans C2 aan het CLT Leuven. Helaas kreeg ik zware gezondheidsproblemen, en zou ik het voortaan rustiger aan moeten doen.
Ik vertrok naar Mexico voor een stage fotografie en leerde de inheemse dorpen van de Zapatistas kennen in Chiapas waar ik gedurende enkele weken fotografeerde. In Chiapas leerde ik dat de inheemse volkeren eigenlijk hun cultuur hebben behouden; zo werden bijvoorbeeld standbeelden van de Apostelen in de inheemse kerk verkleed als inheemse goden. Op de begraafplaatsen stonden er zo ook niet één kruis per begraafplaats, maar verschillende omdat ze geloven in reïncarnatie. Al deze informatie veranderde mijn wereldbeeld en maakte me klaar om nieuwe werelden en gemeenschappen te leren kennen.
In 2009 begon ik opnieuw aan mijn master geneeskunde. Ik liep stage stage in Guatemala, niet ver van Chiapas, waar ik gedurende twee maanden een veldziekenhuis of complexe EHBO-post openhield voor Vivir en Amor, een West-Vlaams Vierde Pijler initiatief, in een heel afgelegen dorp op 5 uur van het eerste ziekenhuis of dokter. Daar werd ik een bush-dokter, op dat moment moest ik alleen nog “een geweer” hebben en ik was in 2011 Ernesto “Che” Guevara.
Toch eindigde daar mijn Links en Latijns-Amerikaans verhaal. Ik verkoos er het fototoestel boven het geweer en pluralisme boven extreem-links na een hele bibliotheek Latijns-Amerikaanse boeken te hebben gelezen. Ik was klaar om weer een nieuwe wereld te leren kennen.
Nu tien jaar Forlorn Hope in het Midden-Oosten
Willemjan is nu 10 jaar bezig met het Midden-Oosten, tijd om eens het één en het ander recht te zetten en zijn verhaal te doen. Hij ontwikkelde zich na zijn studies geneeskunde tot fotograaf en journalist voor het middenveld en tolkte Arabisch bij verschillende organisaties.
Na mijn Bachelor geneeskunde vertrok ik in 2008 voor 3 maanden naar Marokko om Arabisch te leren. Ik studeerde dit in het Qalam Wa Lawh instituut in Rabat. Dit instituut is nu wereldvermaard, terwijl ik daar studeerde was het maar pas opgestart, de reden hiervoor is omdat er toen nog maar net internationale interesse was in de Midden-Oosten, omwille van de oorlog in Irak.
Ik sta daar nog steeds op de voorpagina van hun site. De eerste maanden heb ik daar niets geleerd, terwijl anderen serieuze vorderingen maakten, toch heb ik geleerd dat het juist net die mensen zijn die het moeilijk hadden in het begin, die de eindmeet hebben gehaald. Ik start begin 2009 Arabisch aan de GLTT in Sint-Genesius-Rode, daar was namelijk een zeer goede leerkracht was neergestreken.
Met Amerikaanse Militairen in de klasIk maakte mijn jaar aan het GLTT niet af omdat ik in April terug vertrok naar Marokko. Ik studeerde daar nog eens 3 maanden Arabisch aan Qalam wa Lawh, 20 uur per week zoals de eerste keer. Ik werd omringd door mensen met een hoogniveau en functie in het Amerikaanse leger, de VN of Internationale Universiteiten.
Ik voelde mij toch niet optimaal om aan om mijn master geneeskunde te beginnen. Ik had de Angelsaksische mentaliteit gekregen, na een jaar in Marokko, om tussen Bachelor en Master een 'break' te nemen, omdat ik moest beginnen met ‘Medical School’ volgens mijn Amerikaanse vrienden, wat eigenlijk niet het geval is in België. Ik was al een jaar naar Argentinië geweest na mijn middelbaar, maar ik wou en moest Arabisch leren om op termijn huisarts in Brussel te worden of bij AZG te gaan werken.
Ik kreeg dus een vals gevoel van veiligheid. Dus ik nam een enorm risico om verder Arabisch te studeren. Ondertussen las ik alles dat ik in handen kreeg over het Midden-Oosten.
In een wijk vol buitenlandse studenten van Al-AzharHoewel Syrië hoog op mijn verlanglijst stond, vertrok ik naar Egypte in september 2009, ik koos zonder er erg veel bij na te denken voor de goedkoopste internationale school en ik kwam terecht in een buitenwijk van Caïro. In Medina Nasser, wijk 8, dicht bij Madrassa Al-manhaal. Dus niet echt het Medinat Nasser van City Stars, maar ik kwam terecht in een school die het voorbereidingsprogramma gaf aan buitenlandse studenten om te gaan studeren in Al-Azhar, de referentie universiteit in het Midden-Oosten. De wijk liep vol Turken, Tsjetsjene, Indonesiërs, Honguren en Turkmenen. Allemaal jongeren van 18 jaar zoals de eerste keer in Marokko, maar deze keer was er een onoverbrugbare culturele afstand. Ik was hier als Vlaamse jongen van onder de kerktoren met wat ervaring in Zuid-Amerika niet op voorbereid.
Ik ging van een internationaal modern gezelschap in Marokko naar een traditioneel gezelschap in Caïro in 2009 op 23-jarige leeftijd. Mijn lessen werden 3 keer per dag onderbroken voor het gebed, mijn leraar was een Salafist die elke keer 20 minuten nam om zich te wassen voor het gebed en ze nodigde mij keer op keer uit om mee te gaan naar de Moskee van de school. Ik was op 1 uur verwijderd van Maydaan Tahrir en Zamalek, waar ik wel mensen kenden aan de AUC, maar dat is daar een andere wereld waar ik niet onmiddellijk terecht kon.
Ik ben niet tegen die school het was voor elk roeiën met de riemen die we hadden, maar er was geen sympathie mogelijk. Het waren twee onverenigbare werelden: die van traditie en de mijne van moderniteit. Hoe hard we het ook wilden, er kwamen maar geen menselijke relaties op gang. Om met mensen te spreken, moest ik altijd één uur naar het centrum reizen.
Ik herinner mij nog goed dat ik Koshari ging eten en dat ik een paar medestudenten zag. Het waren Tsjetjchenen met een achteraf bekeken duidelijke salafistische insteek. Ik vroeg hun of ik mijn Koshari samen met hun kon op eten, maar kreeg geen reactie, ze gunden mij geen blik waardig.
Na 3 maanden en 30 uur privé- les Arabisch per week later, kreeg ik door de isolatie en de stress gezondheidsproblemen in december 2009 en vloog ik dezelfde dag naar huis.
Terug naar het normale leven: op kot in Leuven! Na 1000 uur Arabische les ging ik in februari 2010 weer op kot in Leuven om mijn master geneeskunde af te werken. Ik kreeg intussen door mijn kennis van het Arabisch, enkele dierbare Arabische vrienden.
Een ‘Game Changer’ was dat een Libanese vriend, Hamzy, stierf door een stom ongeluk juist voor de Arabische Lente. Dat maakte dat de Arabische Lente gekoppeld werd aan persoonlijk lijden en een gezicht kreeg.
Toen de opstand begon in Tunesië was Hamzy juist gestorven en zat ik in een examenperiode. Ik werd toen voortdurend bestookt met berichten door een Franse communist, Yvon Breda, die zei dat het ditmaal een grote revolutie zou zijn. Hij toonde mij de eerste video’s van protest, hij vertelde mij dat de Tunesische vakbond de UGTT, de grootste en enige Tunesische vakbond, had opgeroepen tot protest en dat dit de enige kracht in Tunesië is die het regime van Ben Ali kon omverwerpen.
Sinds Marokko had ik al verschillende keren opgeroepen tot revolutie op Facebook in de MENA (Middle East & North Africa). Dit standpunt, dat was te wijten aan mijn gebrekkige kennis van de politiek en mijn jeugdigheid, maar nu stond het dus echt te gebeuren in December 2010.
Ik zat echter al een paar jaar met een zwakke gezondheid, een zwaar semester geneeskunde en een sterfgeval. Nu kwam er die revolutie bij, ik ben toen gekraakt en heb gekozen voor een nieuw leven en stopte met mijn studies geneeskunde.
Ik zou de Arabische lente volgen tot het einde. Toch verloor ik mijn idealen en strijdvaardigheid op het moment dat de zelf-immolaties begonnen op Maydaan Tahrir, toen kreeg ik schrik dat als er Revolutie uitbreekt in Egypte dan is het status quo tussen het Midden-Oosten en Israël kapot, daar kan misschien weer een grote oorlog van komen. Toen al nam ik afstand van de Arabische Lente. Nog voor de opstand in Syrië, nog voor de val van Khadhafi. Dat jaar haalde ik nog bij het CLT-Leuven mijn diploma van 8 jaar Arabisch.
Mijn eerste reactie op de verloren idealen van de Arabische lente was het oprichten van een praatgroep Arabisch in Leuven. Die zou een duidelijk indicator zijn voor het wel en wee in het Midden-Oosten. Op die praatgroep kwam een hele generatie Arabisten af en zowat alle religieuze en politieke strekkingen vanuit het Midden-Oosten waren vertegenwoordigd. Hoe langer we dit deden en hoe langer de Arabische lente aansleepte, hoe sneller de onderlinge verschillen duidelijk werden en hoe harder er verwijten werden gemaakt tussen geloofsgroepen en seculieren. Het was op zich een interessante ervaring, we kregen een publicatie in MO*, geschreven door Lisa Develtere en in Veto door Thomas Cliquet.
Naar de grootstadIn september 2010, vertrok ik naar de ULB om een master volksgezondheid te studeren. Het was een wanhoopspoging om toch nog mijn roeping in de geneeskunde te verwezenlijken. Zo, werd Brussel werd mijn nieuwe habitat. Ik begon opnieuw een praatgroep, maar ontmoete enkel een Palestijn en een Poolse medewerkster van ICMC Europe (International Catolic Migration Commission) die mij de poorten zou openen tot de internationale kringen rond de Arabische Vluchtelingen.
In mei 2012 was ik de hoofdfotograaf voor de internationale conferentie rond Resettlement in Espace Diamant en kon op een hoog niveau contacten leggen. Ik was dan ook een lid van het Europees Resettlement Netwerk geworden, mijn foto’s trokken wel op niets, maar ik heb eer, dus ik zou voor dat netwerk als vrijwilliger beginnen werken.
Terzelfdertijd kwam er, n.a.v. de Arabische Lente, ook een hernieuwt politiek engagement bij Animo, waar ik veel kansen kreeg. In juli 2012 vertrokken we naar Israël en Palestina, natuurlijk op eigen kosten. Op de Golanhoogte zagen we de rookwolken boven Syrïë. In April 2013 zouden wij naar Tunesië gaan om de revolutie te bestuderen, samen met prof. Sami Zemni van de Ugent.
Op 18 september 2012 was ik de eerste Belgische fotograaf en journalist in het Za’atari vluchtelingen kamp in Jordanië. Het was een ongelofelijke ervaring. Er kwamen 2 weken van administratie aan te pas voor we konden vertrekken en dan kreeg ik de kans om met de Braziliaanse top fotograaf, Jean Schwartz, van ZeroHoras samen te werken. Hij verdwaalde in het kamp en er werd zelfs een helicopter in de lucht gestuurd om hem te zoeken.
Door gebrek aan ervaring dacht ik dat het Za’atari kamp in een slechte toestand was, terwijl het nu een van de voorbeeldigste vluchtelingenkampen is ter wereld. Ik geraakte met mijn aanklacht tot bij de communicatie verantwoordelijke, Melissa Flemming, van de toenmalige Hoog Commissaris voor de Vluchtelingen, Guterrez. Ondertussen is het één van de grootste vluchtelingenkampen ter wereld.
Enkele maanden later ging ik met de Journalist Laurens Cerulus mee naar het Europees Parlement om Ali Ferzat te interviewen, dat was één van mijn meest interessante ervaringen tot nog toe. We stonden daar onder ons tweetjes in de Hilton, hij te praten met en ik foto’s te nemen van de op dat moment belangrijkste Arabier in de EU die juist in 2013 de Sacharovprijs heeft gewonnen.
Ali Ferzat is de Cartonist die de Syrische Revolutie aanwakkerde door zijn revolutionaire cartoons, hij werd hiervoor opgepakt door het regime en zijn handen werden gebroken op dat hij nooit meer kon tekenen.
De Leuvense connecties Er was iemand die altijd bleef opduiken en dat was de collega van een oude kameraad. Die oude kameraad is Majd al-Khalifeh. Via Majd al-Khalifeh ontmoete ik Pieter, de collega van Majd voor het eerste toen we de Arabische praatgroep organiseerden in het STUK in Leuven, was hij immers samen met Majd zijn project “Tussen Vrijheid en Geluk” aan het voorbereiden. Majd kwam zoals gewoonlijk eens praten met ons en met de studenten Arabisch lachen. Hij wou zelf een filmpje van ons maken om de mensen in het Midden-Oosten te tonen dat er Westerlingen zijn die Arabisch spreken. Daarna stond Pieter op mijn facebook contactenlijst en mocht ik deel uitmaken van de lancering van hun fascinerende project “Tussen Vrijheid en Geluk”. Het was dan ook een heel interessant project dus ik was er doorgeboeïd.
In het najaar van 2013 organiseerde ik een fototentoonstelling met Pieter als spreker en met mijn foto’s van het Zata’ari kamp in CC De Meent voor de Gros Beersel.
Ik werd ook door Sali Deville, meegenomen naar het Europees Parlement voor een debat over de Arabische Lente, daar ik leerde ik eerder toevalling Koert Debeuf kennen. Hij steunde me enorm met mijn later onderzoek in Brazilië.
Daarna stelde ik mij kandidaat vrijwilliger voor Brigitte Herremans van Broederlijk delen. Ik schreef eind 2013 op Knack.be en op de website van Broederlijk Delen en Pax Christi enkele artikels over Burgeractivisme in Syrië, zoals ze mij had opgedragen. Het was de periode dat IS nog ISIS heette, nog geen sprake was van de Islamitische staat en toen enen Montasser al-Deme’eh nog onbekend was.
Ondertussen was ik via Facebook al een tijdje in contact met een deel van de Syrische activisten van het eerste uur, en nam ik ik nam interviews af met belangrijke leden van de oppositie , activisten en journalisten die nog in Syrië verbleven.
Mijn achterban begon zich te roeren in de debattenOndertussen begon mijn achterban te spelen, jeugdvrienden begonnen zich te roeren in de debatten omdat ik op Knack kwam en ik een publieke mening uitte. Veel mensen begonnen druk op mij te oefenen om hiermee te stoppen: weet jij wel wat je doet? Is dat niet gevaarlijk? Daarmee dat ik nu ook eens mijn verhaal wil doen op dat mensen sommige zaken beter zouden snappen.
Die artikels op knack.be waren echt zwaar te verteren, maar iemand moest Syrië in het Vlaamse Avondland duwen. Ik kreeg haatmails in mijn inbox, mijn naam circuleerde opeens bij het solidaristisch initiatief en ik werd gebrandmerkt door neo-nazi’s. Dit was allemaal hard om te verdragen.
Ondertussen reisde ik ook Vlaanderen af voor tentoonstellingen, ik tolkte voor vluchtelingen, deed enkele spreekbeurten om Brigitte Herremans te vervangen. Twee maal deed ik zo’n spreekbeurt met Pieter Stockmans, toen ik van hem de vraag kreeg om mee te gaan op missie naar het Midden-Oosten, het was een ambitieus plan.
Is de zwarte sneeuw voorbij? In mei 2014 kwamen wee samen in Schaerbeek, achter de Rue d’Aarschot met Roni Hussein en Pieter Stockmans. Daar ontvouwde Pieter zijn plan om van Gaziantep naar Saraqeb, Qamishli en Erbil te gaan.
We waren een goed team. Het zag er allemaal mooi uit en ik dacht na een rot jaar van verwijten en commentaar van vrienden en familie. Ik dacht dat ik eindelijk mijn plaats zou hebben in de internationale journalistieke karavaan. Ik dacht “mijn broodjes zijn gebakken”, nu is de zwarte sneeuw voorbij, eindelijk een internationaal project met een zekere diepgang.
We reisden naar Gaziantep waar we een week bij vluchtelingen logeerden, de vader had in Syrië wapens verkocht om zijn familie te kunnen laten overleven. We interviewden strijders van Al-Nusra en ontmoeten een familie van Syrië communisten en bezochten verschillende scholen om te leren over het onderwijs van de Syrische vluchtelingen kinderen. Ik kreeg voor deze opdracht een prijs voor Migratie en Ontwikkeling van dat platform bij de Europese Unie.
Naar Brazilië, de opdracht van de lange adem... Met een ‘touch of luck’ kreeg ik nog een internationale opdracht eind 2014. Ik mocht naar Brazilië trekken om een dossier te schrijven voor MO* over de Syrio-Libanese gemeenschap daar en hoe die reageerden op de Syrische vluchtelingencrisis. Ik, die eigenlijk een fotograaf ben, moest op ineens de rol opnemen van Pieter zoals in Turkije.
Eens aangekomen in São Paulo begreep ik de benardheid van mijn situatie, ik had daar een vriend die student is aan de Universiteit van São Paulo die doctoreerd in Arabische literatuur, met hem studeerde ik Arabisch in Rabat, en hij die zou mij helpen. Ik kwam daar in contact met top activisten uit de Syrische Revolutie en een radicale Syrische Diaspora.
Tijdens een interview werd ik met de dood bedreigt door officiële Syrische Diaspora, omdat ik te veel op zoek ging naar hun persoonlijke relaties met het Syrische Regime.
Ze zeiden mij dat ze me zouden tegen houden aan de luchthaven, als compromis mochten ze bepaalde uitspraken in trekken en werd er geen gevolg aangegeven.
Ik beet mij vast in dit onderwerp omdat ik nog 3 maal terug reisde gedurende 6 maanden. São Paulo sprokkelde ik info over de relaties tussen Syrië en Brazilië.
Ik leerde de Syrische vluchtelingen kennen en beschreef de geschiedenis van de Syrisch-Libanese diaspora, dit kon ik internationaal publiceren op globalvoices.org, de internationale blogpagina van Stanford en Harvard.
Daarna vertrok ik naar Libanon en legde contact met de journalisten Jorn Decock (Destandaard) en Gert Vanlangendonck (NRC), twee Mena-specialisten. Daar kreeg ik veel 'on the ground' informatie over het Midden-Oosten, nadat ik zo lang in Brazilië was geweest.
Daarna vertrok werd Willemjan actief rond Subsahara-Afrika.
Willemjan is nu 10 jaar bezig met het Midden-Oosten, tijd om eens het één en het ander recht te zetten en zijn verhaal te doen. Hij ontwikkelde zich na zijn studies geneeskunde tot fotograaf en journalist voor het middenveld en tolkte Arabisch bij verschillende organisaties.
Na mijn Bachelor geneeskunde vertrok ik in 2008 voor 3 maanden naar Marokko om Arabisch te leren. Ik studeerde dit in het Qalam Wa Lawh instituut in Rabat. Dit instituut is nu wereldvermaard, terwijl ik daar studeerde was het maar pas opgestart, de reden hiervoor is omdat er toen nog maar net internationale interesse was in de Midden-Oosten, omwille van de oorlog in Irak.
Ik sta daar nog steeds op de voorpagina van hun site. De eerste maanden heb ik daar niets geleerd, terwijl anderen serieuze vorderingen maakten, toch heb ik geleerd dat het juist net die mensen zijn die het moeilijk hadden in het begin, die de eindmeet hebben gehaald. Ik start begin 2009 Arabisch aan de GLTT in Sint-Genesius-Rode, daar was namelijk een zeer goede leerkracht was neergestreken.
Met Amerikaanse Militairen in de klasIk maakte mijn jaar aan het GLTT niet af omdat ik in April terug vertrok naar Marokko. Ik studeerde daar nog eens 3 maanden Arabisch aan Qalam wa Lawh, 20 uur per week zoals de eerste keer. Ik werd omringd door mensen met een hoogniveau en functie in het Amerikaanse leger, de VN of Internationale Universiteiten.
Ik voelde mij toch niet optimaal om aan om mijn master geneeskunde te beginnen. Ik had de Angelsaksische mentaliteit gekregen, na een jaar in Marokko, om tussen Bachelor en Master een 'break' te nemen, omdat ik moest beginnen met ‘Medical School’ volgens mijn Amerikaanse vrienden, wat eigenlijk niet het geval is in België. Ik was al een jaar naar Argentinië geweest na mijn middelbaar, maar ik wou en moest Arabisch leren om op termijn huisarts in Brussel te worden of bij AZG te gaan werken.
Ik kreeg dus een vals gevoel van veiligheid. Dus ik nam een enorm risico om verder Arabisch te studeren. Ondertussen las ik alles dat ik in handen kreeg over het Midden-Oosten.
In een wijk vol buitenlandse studenten van Al-AzharHoewel Syrië hoog op mijn verlanglijst stond, vertrok ik naar Egypte in september 2009, ik koos zonder er erg veel bij na te denken voor de goedkoopste internationale school en ik kwam terecht in een buitenwijk van Caïro. In Medina Nasser, wijk 8, dicht bij Madrassa Al-manhaal. Dus niet echt het Medinat Nasser van City Stars, maar ik kwam terecht in een school die het voorbereidingsprogramma gaf aan buitenlandse studenten om te gaan studeren in Al-Azhar, de referentie universiteit in het Midden-Oosten. De wijk liep vol Turken, Tsjetsjene, Indonesiërs, Honguren en Turkmenen. Allemaal jongeren van 18 jaar zoals de eerste keer in Marokko, maar deze keer was er een onoverbrugbare culturele afstand. Ik was hier als Vlaamse jongen van onder de kerktoren met wat ervaring in Zuid-Amerika niet op voorbereid.
Ik ging van een internationaal modern gezelschap in Marokko naar een traditioneel gezelschap in Caïro in 2009 op 23-jarige leeftijd. Mijn lessen werden 3 keer per dag onderbroken voor het gebed, mijn leraar was een Salafist die elke keer 20 minuten nam om zich te wassen voor het gebed en ze nodigde mij keer op keer uit om mee te gaan naar de Moskee van de school. Ik was op 1 uur verwijderd van Maydaan Tahrir en Zamalek, waar ik wel mensen kenden aan de AUC, maar dat is daar een andere wereld waar ik niet onmiddellijk terecht kon.
Ik ben niet tegen die school het was voor elk roeiën met de riemen die we hadden, maar er was geen sympathie mogelijk. Het waren twee onverenigbare werelden: die van traditie en de mijne van moderniteit. Hoe hard we het ook wilden, er kwamen maar geen menselijke relaties op gang. Om met mensen te spreken, moest ik altijd één uur naar het centrum reizen.
Ik herinner mij nog goed dat ik Koshari ging eten en dat ik een paar medestudenten zag. Het waren Tsjetjchenen met een achteraf bekeken duidelijke salafistische insteek. Ik vroeg hun of ik mijn Koshari samen met hun kon op eten, maar kreeg geen reactie, ze gunden mij geen blik waardig.
Na 3 maanden en 30 uur privé- les Arabisch per week later, kreeg ik door de isolatie en de stress gezondheidsproblemen in december 2009 en vloog ik dezelfde dag naar huis.
Terug naar het normale leven: op kot in Leuven! Na 1000 uur Arabische les ging ik in februari 2010 weer op kot in Leuven om mijn master geneeskunde af te werken. Ik kreeg intussen door mijn kennis van het Arabisch, enkele dierbare Arabische vrienden.
Een ‘Game Changer’ was dat een Libanese vriend, Hamzy, stierf door een stom ongeluk juist voor de Arabische Lente. Dat maakte dat de Arabische Lente gekoppeld werd aan persoonlijk lijden en een gezicht kreeg.
Toen de opstand begon in Tunesië was Hamzy juist gestorven en zat ik in een examenperiode. Ik werd toen voortdurend bestookt met berichten door een Franse communist, Yvon Breda, die zei dat het ditmaal een grote revolutie zou zijn. Hij toonde mij de eerste video’s van protest, hij vertelde mij dat de Tunesische vakbond de UGTT, de grootste en enige Tunesische vakbond, had opgeroepen tot protest en dat dit de enige kracht in Tunesië is die het regime van Ben Ali kon omverwerpen.
Sinds Marokko had ik al verschillende keren opgeroepen tot revolutie op Facebook in de MENA (Middle East & North Africa). Dit standpunt, dat was te wijten aan mijn gebrekkige kennis van de politiek en mijn jeugdigheid, maar nu stond het dus echt te gebeuren in December 2010.
Ik zat echter al een paar jaar met een zwakke gezondheid, een zwaar semester geneeskunde en een sterfgeval. Nu kwam er die revolutie bij, ik ben toen gekraakt en heb gekozen voor een nieuw leven en stopte met mijn studies geneeskunde.
Ik zou de Arabische lente volgen tot het einde. Toch verloor ik mijn idealen en strijdvaardigheid op het moment dat de zelf-immolaties begonnen op Maydaan Tahrir, toen kreeg ik schrik dat als er Revolutie uitbreekt in Egypte dan is het status quo tussen het Midden-Oosten en Israël kapot, daar kan misschien weer een grote oorlog van komen. Toen al nam ik afstand van de Arabische Lente. Nog voor de opstand in Syrië, nog voor de val van Khadhafi. Dat jaar haalde ik nog bij het CLT-Leuven mijn diploma van 8 jaar Arabisch.
Mijn eerste reactie op de verloren idealen van de Arabische lente was het oprichten van een praatgroep Arabisch in Leuven. Die zou een duidelijk indicator zijn voor het wel en wee in het Midden-Oosten. Op die praatgroep kwam een hele generatie Arabisten af en zowat alle religieuze en politieke strekkingen vanuit het Midden-Oosten waren vertegenwoordigd. Hoe langer we dit deden en hoe langer de Arabische lente aansleepte, hoe sneller de onderlinge verschillen duidelijk werden en hoe harder er verwijten werden gemaakt tussen geloofsgroepen en seculieren. Het was op zich een interessante ervaring, we kregen een publicatie in MO*, geschreven door Lisa Develtere en in Veto door Thomas Cliquet.
Naar de grootstadIn september 2010, vertrok ik naar de ULB om een master volksgezondheid te studeren. Het was een wanhoopspoging om toch nog mijn roeping in de geneeskunde te verwezenlijken. Zo, werd Brussel werd mijn nieuwe habitat. Ik begon opnieuw een praatgroep, maar ontmoete enkel een Palestijn en een Poolse medewerkster van ICMC Europe (International Catolic Migration Commission) die mij de poorten zou openen tot de internationale kringen rond de Arabische Vluchtelingen.
In mei 2012 was ik de hoofdfotograaf voor de internationale conferentie rond Resettlement in Espace Diamant en kon op een hoog niveau contacten leggen. Ik was dan ook een lid van het Europees Resettlement Netwerk geworden, mijn foto’s trokken wel op niets, maar ik heb eer, dus ik zou voor dat netwerk als vrijwilliger beginnen werken.
Terzelfdertijd kwam er, n.a.v. de Arabische Lente, ook een hernieuwt politiek engagement bij Animo, waar ik veel kansen kreeg. In juli 2012 vertrokken we naar Israël en Palestina, natuurlijk op eigen kosten. Op de Golanhoogte zagen we de rookwolken boven Syrïë. In April 2013 zouden wij naar Tunesië gaan om de revolutie te bestuderen, samen met prof. Sami Zemni van de Ugent.
Op 18 september 2012 was ik de eerste Belgische fotograaf en journalist in het Za’atari vluchtelingen kamp in Jordanië. Het was een ongelofelijke ervaring. Er kwamen 2 weken van administratie aan te pas voor we konden vertrekken en dan kreeg ik de kans om met de Braziliaanse top fotograaf, Jean Schwartz, van ZeroHoras samen te werken. Hij verdwaalde in het kamp en er werd zelfs een helicopter in de lucht gestuurd om hem te zoeken.
Door gebrek aan ervaring dacht ik dat het Za’atari kamp in een slechte toestand was, terwijl het nu een van de voorbeeldigste vluchtelingenkampen is ter wereld. Ik geraakte met mijn aanklacht tot bij de communicatie verantwoordelijke, Melissa Flemming, van de toenmalige Hoog Commissaris voor de Vluchtelingen, Guterrez. Ondertussen is het één van de grootste vluchtelingenkampen ter wereld.
Enkele maanden later ging ik met de Journalist Laurens Cerulus mee naar het Europees Parlement om Ali Ferzat te interviewen, dat was één van mijn meest interessante ervaringen tot nog toe. We stonden daar onder ons tweetjes in de Hilton, hij te praten met en ik foto’s te nemen van de op dat moment belangrijkste Arabier in de EU die juist in 2013 de Sacharovprijs heeft gewonnen.
Ali Ferzat is de Cartonist die de Syrische Revolutie aanwakkerde door zijn revolutionaire cartoons, hij werd hiervoor opgepakt door het regime en zijn handen werden gebroken op dat hij nooit meer kon tekenen.
De Leuvense connecties Er was iemand die altijd bleef opduiken en dat was de collega van een oude kameraad. Die oude kameraad is Majd al-Khalifeh. Via Majd al-Khalifeh ontmoete ik Pieter, de collega van Majd voor het eerste toen we de Arabische praatgroep organiseerden in het STUK in Leuven, was hij immers samen met Majd zijn project “Tussen Vrijheid en Geluk” aan het voorbereiden. Majd kwam zoals gewoonlijk eens praten met ons en met de studenten Arabisch lachen. Hij wou zelf een filmpje van ons maken om de mensen in het Midden-Oosten te tonen dat er Westerlingen zijn die Arabisch spreken. Daarna stond Pieter op mijn facebook contactenlijst en mocht ik deel uitmaken van de lancering van hun fascinerende project “Tussen Vrijheid en Geluk”. Het was dan ook een heel interessant project dus ik was er doorgeboeïd.
In het najaar van 2013 organiseerde ik een fototentoonstelling met Pieter als spreker en met mijn foto’s van het Zata’ari kamp in CC De Meent voor de Gros Beersel.
Ik werd ook door Sali Deville, meegenomen naar het Europees Parlement voor een debat over de Arabische Lente, daar ik leerde ik eerder toevalling Koert Debeuf kennen. Hij steunde me enorm met mijn later onderzoek in Brazilië.
Daarna stelde ik mij kandidaat vrijwilliger voor Brigitte Herremans van Broederlijk delen. Ik schreef eind 2013 op Knack.be en op de website van Broederlijk Delen en Pax Christi enkele artikels over Burgeractivisme in Syrië, zoals ze mij had opgedragen. Het was de periode dat IS nog ISIS heette, nog geen sprake was van de Islamitische staat en toen enen Montasser al-Deme’eh nog onbekend was.
Ondertussen was ik via Facebook al een tijdje in contact met een deel van de Syrische activisten van het eerste uur, en nam ik ik nam interviews af met belangrijke leden van de oppositie , activisten en journalisten die nog in Syrië verbleven.
Mijn achterban begon zich te roeren in de debattenOndertussen begon mijn achterban te spelen, jeugdvrienden begonnen zich te roeren in de debatten omdat ik op Knack kwam en ik een publieke mening uitte. Veel mensen begonnen druk op mij te oefenen om hiermee te stoppen: weet jij wel wat je doet? Is dat niet gevaarlijk? Daarmee dat ik nu ook eens mijn verhaal wil doen op dat mensen sommige zaken beter zouden snappen.
Die artikels op knack.be waren echt zwaar te verteren, maar iemand moest Syrië in het Vlaamse Avondland duwen. Ik kreeg haatmails in mijn inbox, mijn naam circuleerde opeens bij het solidaristisch initiatief en ik werd gebrandmerkt door neo-nazi’s. Dit was allemaal hard om te verdragen.
Ondertussen reisde ik ook Vlaanderen af voor tentoonstellingen, ik tolkte voor vluchtelingen, deed enkele spreekbeurten om Brigitte Herremans te vervangen. Twee maal deed ik zo’n spreekbeurt met Pieter Stockmans, toen ik van hem de vraag kreeg om mee te gaan op missie naar het Midden-Oosten, het was een ambitieus plan.
Is de zwarte sneeuw voorbij? In mei 2014 kwamen wee samen in Schaerbeek, achter de Rue d’Aarschot met Roni Hussein en Pieter Stockmans. Daar ontvouwde Pieter zijn plan om van Gaziantep naar Saraqeb, Qamishli en Erbil te gaan.
We waren een goed team. Het zag er allemaal mooi uit en ik dacht na een rot jaar van verwijten en commentaar van vrienden en familie. Ik dacht dat ik eindelijk mijn plaats zou hebben in de internationale journalistieke karavaan. Ik dacht “mijn broodjes zijn gebakken”, nu is de zwarte sneeuw voorbij, eindelijk een internationaal project met een zekere diepgang.
We reisden naar Gaziantep waar we een week bij vluchtelingen logeerden, de vader had in Syrië wapens verkocht om zijn familie te kunnen laten overleven. We interviewden strijders van Al-Nusra en ontmoeten een familie van Syrië communisten en bezochten verschillende scholen om te leren over het onderwijs van de Syrische vluchtelingen kinderen. Ik kreeg voor deze opdracht een prijs voor Migratie en Ontwikkeling van dat platform bij de Europese Unie.
Naar Brazilië, de opdracht van de lange adem... Met een ‘touch of luck’ kreeg ik nog een internationale opdracht eind 2014. Ik mocht naar Brazilië trekken om een dossier te schrijven voor MO* over de Syrio-Libanese gemeenschap daar en hoe die reageerden op de Syrische vluchtelingencrisis. Ik, die eigenlijk een fotograaf ben, moest op ineens de rol opnemen van Pieter zoals in Turkije.
Eens aangekomen in São Paulo begreep ik de benardheid van mijn situatie, ik had daar een vriend die student is aan de Universiteit van São Paulo die doctoreerd in Arabische literatuur, met hem studeerde ik Arabisch in Rabat, en hij die zou mij helpen. Ik kwam daar in contact met top activisten uit de Syrische Revolutie en een radicale Syrische Diaspora.
Tijdens een interview werd ik met de dood bedreigt door officiële Syrische Diaspora, omdat ik te veel op zoek ging naar hun persoonlijke relaties met het Syrische Regime.
Ze zeiden mij dat ze me zouden tegen houden aan de luchthaven, als compromis mochten ze bepaalde uitspraken in trekken en werd er geen gevolg aangegeven.
Ik beet mij vast in dit onderwerp omdat ik nog 3 maal terug reisde gedurende 6 maanden. São Paulo sprokkelde ik info over de relaties tussen Syrië en Brazilië.
Ik leerde de Syrische vluchtelingen kennen en beschreef de geschiedenis van de Syrisch-Libanese diaspora, dit kon ik internationaal publiceren op globalvoices.org, de internationale blogpagina van Stanford en Harvard.
Daarna vertrok ik naar Libanon en legde contact met de journalisten Jorn Decock (Destandaard) en Gert Vanlangendonck (NRC), twee Mena-specialisten. Daar kreeg ik veel 'on the ground' informatie over het Midden-Oosten, nadat ik zo lang in Brazilië was geweest.
Daarna vertrok werd Willemjan actief rond Subsahara-Afrika.